Achtergrond informatie bevallen
CTG
Een CTG, afkorting voor cardiotocogram, is een onderzoek waarbij een apparaat de hartslag van je ongeboren kindje meet (cardio). Ook kan het eventuele activiteit van jouw baarmoeder waarnemen en monitoren (toco).
Een CTG tijdens je zwangerschap is meestal uitwendig, maar kan tijdens de bevalling ook inwendig. Je krijgt uitwendig twee banden om je buik met twee apparaatjes met sensoren. Het ene apparaat, de doppler, meet de hartslag van je baby. Het andere apparaat, de tocometer, kan activiteit in je baarmoeder waarnemen en registreren. Als de hartslag van je baby inwendig wordt geregistreerd dan gebeurt dit met een elektrode die via je vagina met een klein haakje op het hoofdje of op de billen van je kindje wordt bevestigd.
Zowel bij inwendig, als een uitwendig gebruik van het CTG is het ook mogelijk om draadloos te registreren. Hiermee heb je meer bewegingsruimte.
Bevalhoudingen
Compositie van foto’s van bevalhoudingen op een verloskamer in OLVG-West.
Pijnstilling
Je hebt tijdens een stuitbevalling dezelfde mogelijkheden om de weeën op te vangen, als bij een bevalling van een kindje in hoofdligging. Door bijvoorbeeld ademhalingstechnieken, je bevalhoudingen aan te passen, douche of bad.
Heb je de wens tot pijnstilling, dan heb je de keuze tussen een infuus met een pompje Remifentanil of een ruggenprik (epiduraal). De voors-en tegens van deze medische pijnstilling worden met je besproken door de verloskundige of arts die je begeleidt.
Remifentanil
Remifentanil is een pijnstiller, dat wordt toegediend doormiddel van een pompje en een infuus. Je hebt zelf controle over de toediening ervan doormiddel van een knopje. Het middel kan meestal direct worden toegediend en werkt heel erg snel Op het moment dat je niet meer op het knopje drukt is het middel ook weer snel uit je lichaam . Het neemt niet alle pijn weg, maar maakt je een beetje slaperig waardoor de pijn draaglijker wordt.
Nadelen/bijwerkingen/complicaties
- Sommige patiënten worden zo slaperig dat ze niet goed adem halen. Daarom zullen we altijd je zuurstof gehalte meten. Mocht je zuurstof gehalte te laag zijn, dan geven we je een lagere dosering of zetten we het pompje uit.
- Als Remifenatnil niet voldoende werkt, dan kan je alsnog voor een epiduruaal (ruggenprik) kiezen.
Epidurale analgesie (ruggenprik)
De ruggenprik wordt geplaatst door de anesthesioloog. De pijn van de weeën voel je niet meer. De ruggenprik heeft geen verdovende werking op moeder en kind.
Nadelen/bijwerkingen/complicaties
- Omdat het soms moeilijker is om te persen met een ruggenprik, heb je een licht verhoogde kans op een kunstverlossing maar geen verhoogde kans op een keizersnee.
- Langere uitdrijvingstijd (gemiddeld 16 minuten).
- Bewegen en op je benen staan is niet of nauwelijks mogelijk.
- Er is een sterk verhoogd risico op een lage bloeddruk ( hypotensie): hiervoor wordt een infuus geplaatst voor het toedienen van vocht en eventueel medicatie.
- Omdat je niet naar het toilet kunt, wordt er een katheter in je blaas ingebracht. Na het hebben van een blaaskatheter is er een risico op een blaasontsteking of dat je niet goed kan plassen als de pijnstilling is uitgewerkt.
- Bij het gebruik van pijnstilling zijn er vaker weeën opwekkers nodig (kunstmatige oxytocine).
- Je hebt 20% kans op koorts, waarbij geen onderscheid gemaakt kan worden tussen alleen temperatuurstijging of koorts ten gevolge van een infectie. Je krijgt daarom sneller antibiotica en er is kans dat je kindje moet worden opgenomen voor observatie op de couveuseafdeling , op verdenking van een infectie.
- Complicaties van de plaatsing van de ruggenprik : Er is een hele kleine kans dat er door lekkage bij het aanprikpunt vloeistof terecht komt op een plek waar het niet hoort, hierdoor kan je hoofdpijn krijgen. Dat kan wel verholpen worden door op de operatiekamer de lekkage te dichten.
Weeënopwekkers ( kunstmatige oxytocine)
Oxytocine is een hormoon geproduceerd door de hypofyse (een klier in de hersenen). Het zorgt dat spieren van de baarmoeder ritmisch samentrekken. Dit zijn weeën, waardoor de baarmoedermond zich opent ( ontsluitingsweeën) om vervolgens je kindje uit je baarmoeder naar buiten te kunnen persen ( persweeën) . Als het nodig is om de weeën op te wekken of te versterken bij een bevalling krijg je door een infuus kunstmatige oxytocine. En ook na de geboorte krijg je oxytocine om de placenta (moederkoek) geboren te helpen worden en om te veel bloedverlies te voorkomen. Soms kun je misselijk worden, hoofdpijn of hartkloppingen krijgen van kunstmatige oxytocine.
Risico’s van een vaginale stuitbevalling
De risico’s voor jou zijn dezelfde risico’s als bij een vaginale bevalling van een kindje in hoofdligging.
De risico’s voor je kindje zijn na een stuitbevalling iets groter dan bij een hoofdligging of een keizersnede.
- Kinderen na stuitbevalling kunnen tijdelijk in mindere conditie worden geboren. Dit is vaak maar kortdurend en herstelt zich meestal binnen 5 minuten.
- Elk kind dat wordt geboren krijgt een score van 1 tot 10, bij 1 minuut, 5 minuten en 10 minuten na de geboorte. Dit noemen we de Apgarscore. Deze score zegt iets over of het goed gaat met het kindje: hoe hoger de score hoe beter de conditie. Bij een geboorte in stuitligging is het kindje wat langer slap en heeft het soms van langer nodig om goed adem te halen. Dit is normaal bij een kind waarbij het hoofd als laatste wordt geboren. De Apgar score is bij 1 minuut bij deze kinderen daarom wat lager, na 5 minuten hebben zij dezelfde Apcarscore als een kindje wat in hoofdligging is geboren.
- 2 van de 100 baby’s worden meteen na de geboorte opgenomen op de couveuse afdeling. Bijvoorbeeld omdat de baby tijdelijk extra zuurstof nodig heeft.
- 2 van de 1000 baby’s overlijden tijdens of na een vaginale stuitbevalling.
- Als de gynaecoloog heeft moeten helpen bij de geboorte van de armpjes en het hoofd van de baby, dan is het soms mogelijk dat het sleutelbeen of het botje van de bovenarm breekt. Dit gebeurt bij 1,8%.
- Ook is er 1,8 % kans dat er zenuwschade ontstaat bij het kindje.
Bevalling van een kindje in hoofdligging
Ook een vaginale bevalling van een kindje in hoofdligging is niet zonder risico’s.
- Veel bloedverlies, ontsteking van de wond bij inscheuren of inknippen. 9 van de 100 vrouwen heeft last van complicaties (9%).
- Bij 20 van de 100 vrouwen (20%) eindigt de geboorte in een keizersnede.
- Van alle vaginale bevallingen, met zowel hoog risico als laag risico op problemen, overlijden uiteindelijk ongeveer 9 van de 100.000 moeders (0,009%).
- Van alle kinderen geboren na 37+0 weken zowel vaginaal als via een keizersnede overlijdt 1 op de 1000 kinderen (0,16%).
Kans op een keizersnede bij een vaginale stuitbevalling
Als het je 1e bevalling is, is de kans dat je vaginaal bevalt van een kindje in stuitligging ongeveer 55-60%.
Als je al een keer eerder bevallen bent dan is de kans 75-80%.
Kijk onderaan deze pagina voor de verschillen tussen vaginale stuitbevalling en keizersnede in vergelijking met een bevalling in hoofdligging.
Risico’s van de keizersnede
Voor jezelf:
- Veel bloedverlies, ontsteking van de operatiewond of de vorming van bloedpropjes die complicaties kunnen veroorzaken (trombose). Ongeveer 8 van de 1000 moeders (0.8%).
- Een klein risico dat er in je blaas- en of darm wordt gesneden.
- Bij een ontsteking kan genezing van de wond langdurig zijn.
- Borstvoeding geven is lastiger doordat je minder mobiel bent en pijn hebt.
- Bij een ongeplande keizersnede kan het eerste contact met je kindje uitgesteld zijn doordat je niet direct bij elkaar kunt zijn op de operatie kamer.
- Voor de operatie wordt er een katheter in je blaas ingebracht. Na het hebben van een blaaskatheter is er een risico op een blaasontsteking of dat je niet goed kan plassen als de pijnstilling is uitgewerkt.
Voor je kindje:
- Ongeveer 3 van de 1000 kinderen (0.3%) moeten worden opgenomen op de couveuse afdeling.
- Minder dan 0.5 van de 1000 kinderen (0.05%) overlijden.
- Soms is het na de keizersnede niet direct mogelijk om je kindje op je borst te krijgen. Het huid op huid contact is dan uitgesteld.
Risico’s voor een volgende bevalling na een eerdere keizersnede
Bij ongeveer 8 van de 1000 bevallingen (0.8%) ontstaat er een probleem met het litteken in je baarmoeder. Hierbij is er een kans dat je kindje overlijdt, doordat het litteken in je baarmoeder opengaat tijdens een volgende bevalling. Daarom geven wij het advies om in het ziekenhuis te bevallen als je eenmaal een keizersnede hebt gehad.
Na een keizersnede kunnen er bij een volgende zwangerschap problemen optreden bij de groei van de placenta(moederkoek). Tijdens het gesprek met de gynaecoloog krijg je hier uitleg over.
Wat voor een keizersnede en wanneer?
Geplande of Gentle keizersnede | Ongeplande keizersnede | Spoed keizersnede | |
Wanneer? | Op een doordeweekse dag in de week vóór de uitgerekende datum. | Als de bevalling begint voor de datum van de geplande keizersnede of als tijdens je vaginale bevalling besloten wordt om alsnog een keizersnede te doen. | Je kindje moet meteen geboren worden en de snelste manier is een keizersnede doen. Dit kan verschillende redenen hebben. |
Verschil? |
Je kindje blijft bij je. Je kan borstvoeding geven op de uitslaapkamer. Je kan er voor kiezen mee te kijken als je kindje wordt geboren |
Je kindje gaat, nadat jullie hebben kennisgemaakt, met je partner mee naar de afdeling. Jullie worden weer herenigd als de keizersnede klaar is. In de helft van de gevallen lukt het om de baby bij moeder op de operatiekamer te laten blijven.
Je kan er voor kiezen mee te kijken als je kindje wordt geboren |
Je kindje gaat, nadat jullie hebben kennisgemaakt, met je partner mee naar de afdeling. Jullie worden weer herenigd als de keizersnede klaar is. In de helft van de gevallen lukt het om de baby bij moeder op de operatiekamer te laten blijven.
Je kan er voor kiezen mee te kijken als je kindje wordt geboren. |
Verschil tussen een vaginale bevalling en een keizersnede, van een kindje in stuitligging
n
Vaginale stuitbevalling | Geplande keizersnede | |
Hoe gaat de bevalling? |
Er wordt gewacht tot de bevalling vanzelf begint. De baby wordt via de vagina geboren. De billen komen als eerste en het hoofd als laatste. |
De arts maakt een snede in je buik waardoor de baby geboren wordt. Dit gebeurt in de week voor de uitgerekende datum. Als de bevalling eerder vanzelf begint, wordt de keizersnede op dat moment gedaan. |
Kans dat de vaginale bevalling lukt? | Bij 60 van de 100 vrouwen lukt de vaginale bevalling (60%). | |
Herstel |
Als de vaginale bevalling lukt, kun je vaak dezelfde dag naar huis.
|
Na 24-48 uur in het ziekenhuis kun je naar huis. Na zes weken kun je je dagelijkse dingen weer doen. |
Wat zijn de risico’s voor mijn kindje? | 2 van de 100 baby’s blijven langer in het ziekenhuis (2%). 1-1.5 op de 100 baby’s krijgen te maken met een ernstige complicatie (1-1,5%). 2 van de 1000 baby’s overlijden (0,2%). |
3 van de 1000 baby’s blijven langer in het ziekenhuis door complicaties (0,3%). Minder dan 0.5 van de 1000 baby’s overlijden (0,05%). |
Wat zijn de risico’s voor mij? |
9 van de 100 vrouwen hebben last van een complicatie. Bijvoorbeeld: veel bloedverlies, trombose (bloedpropje) of een ontsteking (9%). Van alle bevallingen, met zowel hoog risico als laag risico op problemen, overlijden uiteindelijk ongeveer 9 van de 100.000 moeders (0,009%). |
9 van de 100 vrouwen hebben last van een complicatie. Bijvoorbeeld: veel bloedverlies, trombose of een ontsteking (9%). Van alle bevallingen, met zowel hoog risico als laag risico op problemen, overlijden uiteindelijk ongeveer 9 van de 100.000 moeders (0,009%). |
Volgende bevalling | Na een gelukte bevalling via de vagina: bevallen 95 van de 100 vrouwen een volgende keer vaginaal (95%). Van een volgend kindje hoef je niet in het ziekenhuis te bevallen. |
75 van de 100 vrouwen bevallen een volgende keer vaginaal (75%). Er wordt aanbevolen om van een volgend kindje in het ziekenhuis te bevallen. 10 van de 1000 vrouwen krijgen problemen met hun litteken tijdens een volgende bevalling (1%). Hierdoor overlijden 0.5-1 van de 1000 baby’s (0,05-0,1%). |